dinsdag 27 maart 2012

Wij heten voortaan

Vanaf vandaag heten wij... arcadis, facadis, obvion, aegon, florius, yarden, fortis, menzis, dexia, samenz, selexyz. U kent het wel. Betekenisloze bedrijfsnamen die de indruk wekken van monumentaliteit en gewichtigheid. Producten van brandingbureau's die voor tonnen maanden aan het brainstormen en pitchen zijn. En bijna zonder uitzondering komen ze de laatste decennia met namen in pseudolatijn of cryptogrieks, die consumenten moeten imponeren.
Hypotheekverstrekkers, ziektekostenverzekeraars, woningcorporaties, uitvaartondernemingen. Er komt een nieuwe baas aan het hoofd van zo'n monstrum te staan dat uit zijn voegen barst van de medewerkers die er een sport van maken om zo onopvallend mogelijk de boel te saboteren. De baas krijgt geen vat op dat zootje ongeregeld en besluit de enorme winsten uit te geven aan pornofeesten voor de staf.
Je moet jezelf soms pamperen.
Ook moet er een andere naam komen. Opdat het nageslacht kan zien dat hij bestaan heeft. Zijn vrouw voedt de kinderen op en maakt er geen geheim van dat ze opgewonden wordt van de zwarte handen van de tuinman, door wie ze zich standrechtelijk, voetstoots en te pas en te onpas laat nemen. Achter het theehuis en in de holle boom.
Hij is er aan gewend dat hij alleen op zijn werk het verschil kan maken. Thuis een castraat, op zijn werk een aap. Fantasienamen die de suggestie wekken van historisch besef, verlatijnste flutsels, ontstaan in het moment van overmoed toen hij een glas water dronk in de pantry, nadat hij zijn secretaresse had geneukt die moest nablijven om zijn visie-voor-de-middellange-termijn uit te werken.
Namen die mist op je netvlies en in je hersens veroorzaken waardoor je niet meer helder kan denken en je veel te dure polissen afsluit en vastzit aan woekerhypotheken tot het eind van je leven waar je kanker van krijgt. Goed werk van de reclamebureau's, want dat was precies de bedoeling. Het kaltstellen van de consument door een naam die übervertouwen uitstraalt, het vertrouwen van een rondbuikige maffiabaas die in de hoek van zijn café zegt 'don't worry, I'll take care of you'.
De z, de x en de y-greque zijn favoriete zand-in-de-ogen-strooiers. Je kunt ze overal voor-, tussen- en achterplakken en meteen krijgt de naam 'meerwaarde': geheimzinnigheid, ongrijpbaarheid. En in plaats van dat bij de consument een belletje gaat rinkelen, gaat hij slapen, omdat hij denkt het zal wel goed zijn.

Niet dat vroeger alles beter was, maar je wist waar je aan toe was. En als je genaaid werd, wist je in elk geval door wie.
Pakhoed, Koudijs, BAM of het poëtische RijnScheldeVerolme. De tijd dat je nog een levend mens aan de telefoon kreeg en geen callcentermedewerker in Bombay die Nederlands uit een boekje heeft geleerd.

Er wordt een nieuw kantoorpand op de Zuidas uit de grond gestampt. Het bedenksel wordt in metershoge verlichte letters naar boven getakeld. Briefpapier, receptie, muren, internetsites, alles wordt aangepast aan 'de eisen van de 21e eeuw', of aan een andere obligate motivering.

De baas gaat met pensioen en rijdt met een Volvo vol kleinkinderen 20 jaar later over de Ring van Amsterdam.
Hij ziet de fopnaam die hij ooit bedacht hoog aan de hemel staan.
Heb ik ze toch mooi te pakken gehad, en tevreden neemt hij de afslag naar Utrecht.

zondag 25 maart 2012

Geestgronden

De dijken tussen Hillegom en Lis zijn geen dijken. Geen water te bekennen. Hoe zit dat? Het is simpel. Amsterdam die grote stad is gebouwd op palen. Maar ook op zand. De dorpen achter de duinen hadden zand. Duinzand. Via de Weespertrekvaart werd het naar Amsterdam gebracht. 5 meter diep, honderden hectares.
Alleen de wegen tussen de afgravingen bleven op de oorspronkelijke hoogte. Spookdijken. Achter de dijken lag dus een voorbereide Vinex-locatie avant-la-lettre, immense laagtes van 5 meter diep. Wat moesten ze daarmee aanvangen? Geen idee. Het geld voor het zand was verdiend, daar ging het om. Je moet praktisch zijn in het leven.
Tot er een gauwdief uit Lis op een nacht uit de hortus botanicus van Karel Klus een tulp stal en die verstopte in de zandgrond achter zijn schuurtje. Die tulp groeide als kool en bloeide als een aria van Mozart. Dat smaakte naar meer. Dus bekeek hij in het najaar de uitgegroeide bol. Hij bewaarde de uitgroeisels en plantte die ernaast. En een halfjaar later had hij 6 tulpen enzoverder enzovoort. Hij stopte ze lekker warm in met stro, en een mengsel van klei en veen en het jaar erop groeiden ze nog beter. Hij hoefde allengs niet meer uit stelen te gaan omdat hij zijn tulpen voor astronomische bedragen kon verkopen.
Er ontstond een tulpenbubbel. Als ongedierte na de winter vlogen speculanten, dilettanten en geldwisselaars op de tulpen af. De waarde van 1 tulp was gelijk aan een buiten met een fraai terrein eromheen. Er is niks nieuws onder de zon.
Maar de bubbel knapte, het ongedierte ging op zoek naar andere kadavers en de gronden waren voortaan elk voorjaar bezaaid met alle kleuren van de regenboog.
Als de bloemen van het veld zijn en de dagen korter worden en je in de richting van de Noordzee kijkt zie je, als je goed kijkt, de oude duinen weer. De aarde sluit zich. De dijken zijn weer gewoon wegen. En je kunt zo doorlopen naar het strand.
En dat is waarom deze gronden de Geestgronden worden genoemd.

Desalniettemin

Voor jarenlang verzet tegen de gevestigde orde werd hij beloond met een fikse beroemdheid. Hij had het wel zien aankomen, maar dat het zo aanstekelijk was, verraste hem desalniettemin.
Nu was de vraag, hoe kom ik ervan af.
Doorgaan met beledigen maakte hem alleen maar populairder. Ook het matigen van zijn toon zou slechts worden gezien als een verkapte vorm van hetzelfde. Het zou als minachting worden opgevat en net zo worden gevreten, als het geschreeuw waardoor hij op het schild was gehesen.
Hier moest uit een ander vaatje worden getapt.
Overdonderd door zijn nieuwe status had hij een paar interviews gegeven, was er een cameraploeg in zijn tuin geweest en was hij gebeld door redactrices wier stemgeluid zijn hart sneller had doen kloppen.
Zijn geloofwaardigheid had hierdoor al wat butsen opgelopen. Het schoppen tegen de gevestigde orde zou niets anders zijn geweest dan een hefboom voor beroemdheid? Al die strapatsen, verongelijktheid en scherpslijperij zouden een trucje zijn geweest om zich te laten inlijven in de paleizen van de uitverkorenen?
Was al dat gif uit hem gestroomd om zijn ballen te offeren op het proscenium van de verhevenheid?
Kon hij een modus vinden om aan deze inlijving te ontkomen, om de onschadelijkheid terug te draaien, zijn mannelijkheid terug te vorderen?

Hij moest niet over een nacht ijs gaan.

En toen wist hij het.
Ik ga de beroemdheden die mij in het volle licht hebben geplaatst beledigen. Niet in het algemeen. Maar op de man. Ik ga zeggen ik weet niet waarom ik in uw stomme programma zit, uw trendy blaadje help te vullen, uw zelfgenoegzame radiouitzending luister bijzet. Ik weet het niet. Ik weet niet wat mij bezielde. Het was de bedoeling tegen u aan te trappen. Een marginale figuur te blijven. Ik wilde gehoord worden. Daarom heb ik uw uitnodigingen geaccepteerd. Maar ik wil uw vriend niet zijn. Ik walg van uw tevredenheid met uw scherpzinnigheid, maar ik walg bovenal van uw kaste van beroemdheden die zich verheven voelt boven de naamlozen en die zich gelegitimeerd weet door een leger uitgeputte slaven die 's avonds geen pap meer kunnen zeggen en apathisch alles opzuigen wat u zegt.

Hij zou worden uitgekotst, genegeerd en vergeten.

Zo zou hij het doen.
Hij zou terugvallen in naamloosheid en voortaan schrijven voor naamlozen die geen gek mannetje van de radio nodig hadden om hen te vertellen wie er leuk is en wie er stom is.
Een communistenleider après-la-lettre die de massa met ondergrondse missives wil opstoten in de vaart der volkeren. Een dictator die, eenmaal aan de macht, alle media verbiedt, en zelf een nieuwe bijbel schrijft.

woensdag 14 maart 2012

On the fly

De enige leiding die ons met de civilisatie verbindt is een electriciteitsleiding.
Voor verwarming hebben we kolen en hout. Water zit in de grond. Telefoon en internet vliegen door de lucht.
Het is niet uitgesloten dat op een ochtend koud water uit de douche komt, omdat er iets loos is met de kolenkachel. We zijn dit soort geintjes wel gewend, dus ons humeur heeft daar niet onder te lijden. Je kunt niet alles plannen, niet in de stad, maar in het niemandsland waar wij wonen, sta je nergens meer van te kijken.
We geloven niet in God, maar in het Noodlot.

Sinds kort zijn we onze afzondering commercieel aan het uitbuiten. En dat verhoudt zich slecht met ons relaxte flegma.
Een gast die 's morgens getrakteerd wordt op een koude douche, kan door het lint gaan. Of zijn vrouw, nog erger. De man zegt nog zoiets van dat is goed voor je, je hebt een saai leven, en dan heeft hij de poppen aan het dansen en gaat zijn onvolkomen huwelijk op zijn gastheer afwentelen.

Om dit voor te zijn heb ik een cursus kacheluitelkaarhalen gevolgd. Ik kan nu zelf 'on the fly' onderdelen vervangen. Hoef niet te wachten op een joviale monteur die een dag later komt en pas aan het werk gaat na het roken van een sigaret en het vullen van mijn toilet.

maandag 12 maart 2012

Zigeunerkind

Mijn moeder was een nationale beroemdheid.
Als klein kind werd ik in de 2CV overal mee naar toegenomen. Ik stond in het voorjaar op de voorbank van de eend (niks kinderstoeltjes) mijn handen geklemd om de opening van het dak. We scheurden door Heemstede en ik zag de eerste Surinamer. "Mam, een never", gilde ik.

Eerst een vanilleijsje, zo'n rechthoekige, wafeltjes apart verpakt, halen bij Jamin, door mijn moeder steevast uitgesproken op zijn Frans: Sjamèh. Frans was hip begin jaren 70, met de Nouvelle Vague, Shaffy Chantant en elk restaurant heette Bistro, u weet wel, met een druipkaars in een fles in een mandje. Iedereen was artistiek. Plafonds hingen vol met muziekinstrumenten of gereedschap. Gezellig kunstzinnig.
(Vandaag nog te vinden in Pannekoekenrestaurants in de Achterhoek, of overal in Polen. Dat ligt achter de Achterhoek.)

Dan naar de masseuse. Ze heette Fonckert en zat in Overveen. Ze had een roeimachine, een klimrek en zo'n zware lederen oefenbal, waarmee ik me tijdens de behandeling mocht vervelen.

Daarna naar de kapper in Bovenkerk. Eerst ging ik rollen door de haren op de oranje linoleum vloer. Daarna liep ik naar buiten. Daar was een spoorwegovergang, waar ik ging spelen. Het was dood spoor. Geen gevaar.

Als laatste naar de bontwerker in Amsterdam-Zuid, Scheldestraat.
Kroketten op het Olympiaplein. Ik had een hekel aan de bontwinkel omdat het er zo benauwd was. De benauwdheid van tapijthallen. Je wilt meteen al je kleren uitgooien en naar een koele wc rennen met uitzicht op een natte binnenplaats.
Ik liep tussen de jassen door, ogen dicht, een gang van zachte haartjes. Roodvos, zilvervos, nerts. Zocht steun bij het koude metaal van de rekken. Stuitte op een spiegel. Zag mezelf. Zette mijn tong tegen het glas. Bleef naar mezelf kijken terwijl ik een slijmspoor maakte naar de rand van de spiegel. Verloor mijn evenwicht, zocht steun bij de spiegel, die met een doffe klap op de vloerbedekking viel.
In duizend stukken.

Okura

Ooit woonde ik op de Jozef Israelskade, een steenworp van de Amstel.
Onze slaapkamer liep in een Amsterdamse-School-boogje over de Topaasstraat.
Het was midden jaren 90. We werden niet weggepest. Misschien omdat we geen homo's waren. Opgegroeid in de jaren 80 met de IT, de Roxy, RUR, Oblomov en Tijn Akersloot (als je je tieten niet liet zien mocht je niet naar binnen) was ik gewend om als het even kon zonder kleren aan door mijn eigen huis te bewegen.
De keuken was aan de Topaasstraat en toen ik in een flits een gezicht zag wegschieten (gordijnen niet dichtgedaan) voor een raam aan de overkant, realiseerde ik me dat mijn schaamteloosheid op gespannen voet stond met de riten van woestijnvolken. In hun ogen was ik in het beste geval een kermisattractie en in het slechtste geval een belediging.

We lijnden de hond aan en gingen de kade aflopen in de richting van de stad. Bij het Okura zagen we dat de Poolse vlag op zijn kop was opgehangen.  
Verder wapperden de Japanse, de Nederlandse en de Amerikaanse vlaggen.
Mijn vriendin was Pools, dus vandaar dat het een issue werd. We gingen verhaal halen bij de receptie en ze waren verbaasd. Ze zouden het onrecht zo snel mogelijk herstellen. We liepen terug naar onze multiculturele krachtwijk, lachend over de vergissing van Okura, over de onverschilligheid van bedrijven waar veel mensen werken en glimlachend over ons kritisch vermogen.
Drie maanden later kwam ik erachter dat de vlag toch goed hing.
Het was de Indonesische.

woensdag 7 maart 2012

At your service - een ode aan Pim Fortuyn

Voorjaar 2002.
Gefascineerd door Pim Fortuyn vrat ik alles wat er in de media op mijn pad kwam. Elk keer als ik iets las of zag kreeg ik kippevel van ontroering en had de indruk dat er ergens engelen begonnen te zingen van YES YES YES.
We hadden jaren van politieke correctheid achter de rug, waarin er een doem lag op het open bespreken van pijnlijke maatschappelijke issues. Iedereen had last van de schrijnende brutaliteit en ongestrafte criminaliteit van groepen Noord-Afrikanen, maar niemand mocht het beestje bij de naam noemen.
Over de Islam mocht alleen worden gesproken als over onbespoten fruit in de reformwinkel. Gedempt en vol vals respect.
Pim maakte daar als eerste korte metten mee.

Hoe gingen de media hiermee om?
Als Pim al aan het woord kwam, werd hij meer behandeld als een bezienswaardigheid, een dorpsgek, dan dat hij de gelegenheid kreeg zijn standpunten over het voetlicht te brengen. Het was de brenger en de aanzegger van verboden zaken en bij alles voelde je dat zijn politieke tegenstanders hem het spreken onmogelijk wilden maken.
Het filmpje waarbij Pim een legergroet brengt bij zijn verkiezing tot leider van Leefbaar Nederland -At Your Service- werd tot in den treure herhaald en nu eens geduid als een kolderieke act van een clown en dan weer als een Hitlergroet van een ophitser.

De politiek.
Ik kan me nog de ongekende arrogantie herinneren van Ad Melkert die voor een zaal partijgenoten reageerde op het beruchte interview met Pim in de Volkskrant waarin hij een lans brak voor de vrijheid van meningsuiting (het recht om onwelgevallige dingen te zeggen over een intolerante godsdienst of over de misinterpreterende intolerante belijders ervan, maar dat komt op hetzelfde neer).
Hij maakte van Pim een dilettant en een landverrader. Er kwam geen weloverwogen argument aan te pas. Links stond te schuimbekken als door de duivel bezeten.
Ook Thom de Graaf van D66 was de weg kwijt en haalde Anne Frank erbij.

Hierop volgde de crisis in Leefbaar Nederland, waarbij Pim of moest inbinden of vol zou houden. Hij hield vol en ging alleen verder, de terugtrekkende bewegingen van Leefbaar onder leiding van meester-sedator Jan Nagel achter zich latend. Pim had op tijd gezien dat het virus van de oude politiek, lees de angst om moeilijke issues scherp neer te zetten, ook in zijn eigen partij was gaan woekeren.
Zijn mediastrateeg Kay van der Linde zag dit niet en beging DE vergissing uit zijn carrière. Pim niet volgen.
En Pim reed weg in zijn Jaguar.
Ik zeg u, ik word minister-president.
De Leefbaren maakten de capitale inschattingsfout dat de kiezer zich af zou wenden van die extremist die zojuist in zijn Jaguar was weggereden. Maar in de slipstream van de auto zoog hij die hele partij leeg tot het vacuum trok.

Waarom was Pim zo betoverend?
Omdat hier iemand sprak met het hart op de tong en dat kenden we nog niet. Hij was een verademing. Zijn woorden vlogen je oren binnen als vogeltjes die een nestje in je hart bouwden. Letterlijk voltrokken zich fysieke veranderingen. Je hart ging sneller kloppen, je begon te zweten, je gloeide van het kippevel.
Letterlijker kan het begrip inspiratie niet zijn. Je hoorde of zag hem en werd aangeblazen, de energie stroomde binnen en je had weer zin om te leven.

Een ander element in de aantrekkingskracht moet geweest zijn de wil om de zittende politici, die alles beter wisten en elk idee van Pim afdeden als hekserij, te willen onttronen. Als een vader die elke vorm van nieuw leven in de zoon chronisch onderdrukt en die je geen andere optie laat dan hem de hersens in te slaan.
Er was geen doorkomen aan in de oude politiek. Ze snapten het niet. Ze luisterden niet. Ze ontkenden, negeerden, demoniseerden en haatten dat het een aard had.
Ze gingen niet in op WAT Pim zei, maar wilden alleen met hem debatteren over HOE hij het zei. Paternalistisch, vernederend, arrogant tot op het bot.

De journalistiek volgde deze trend even laf als het koor in een Griekse tragedie. Roepend vanaf de zijlijn, maar zelf buiten schot blijvend. Zichzelf verslikkend in insinuaties, suggesties en verdachtmakingen.
Iemand als Frank du Mosch van Netwerk was exemplarisch voor de schandalig lafhartige manier van ondervragen, die slechts het doel had Pim te kruisigen in plaats van iets van hem te weten te komen. Een nitwit van een journalist die je na honderd uitzendingen nog niet kent, en die dacht dat zijn carrière een vlucht zou nemen door Pim te grillen.
Maar eigenlijk is het noemen van deze onderkruiper al te veel eer voor een derderangs-vragensteller zonder persoonlijkheid.
Zelfs, of misschien juist Ivo Niehe kon het niet laten zijn vragen op zo'n manier te formuleren dat vooral duidelijk werd dat de interviewer de extreme standpunten van Pim toch wel een brug te ver vond. Inmiddels is de samenleving zo veranderd dat als je Ivo Niehe's vragen nu terugziet je alleen maar denkt 'wat een lafaard'.

Maar dit was alles te verdragen, want het koren van Fortuyn zou gaan bloeien.
Die hele misjpoge van gecorrumpeerde politici in concubinaat met gecorrumpeerde media zou Fortuyn met een kanjer van een mandaat weg gaan blazen.

De valse noten die werden gekraakt, direct na de moord, door Wim Kok, en hele ritsen politici die zich haastten te verklaren dat ze het verschrikkelijk vonden, terwijl de opluchting door hun poriën naar buiten gierde.
Het gedraaikont van Klaas de Vries, Minister van BZK, een notoire Fortuynhater, die direct zijn straatje schoonveegde over de beveiliging van Fortuyn. Dat hij geen fouten had gemaakt en alle geldende protocollen had gevolgd. Schaamte der schaamtes. Geen spoor van pijn dat hij ervoor had kunnen zorgen Pim te redden.
Melkert, Dijkstal, de Vries, de Graaf die gedwongen waren door de erehaag van duizenden applaudiserende mensen te rijden in Rotterdam om afscheid van Pim te nemen en die hem nooit iets beters hadden toegewenst dan wat hij nu was: uit hun leven. Gebed verhoord.

En de pers die massaal inbond qua toon, omdat het niet chique is om tegen een lijk aan te gaan trappen, maar die tegelijkertijd eerder opgelucht leek, verlost van die lastpak, waarbij je nooit wist hoe je je moest opstellen.
Men laat nog wat natte winden van 'een groot politicus' en 'een moedige man', maar niet van harte.
Men gaat over tot de orde van de dag. Dit waait over. Er is geen tweede Fortuyn, lees er is de eerste honderd jaar niet weer zo'n gek.
De arrogantie van de macht.

Hoe mis kun je het hebben.

Epiloog.
Dijkstal bleef onbegrijpelijke dingen zeggen.
De Graaf bleef onbegrijpelijke dingen zeggen.
Melkert bleef zichzelf geselen in een bunker in Bagdad en is tot op de dag van vandaag niet in staat zichzelf te vergeven.

De pers die tijdens zijn leven te laf was om Fortuyn op waarde te schatten, is post mortem te laf om dat standpunt vol te houden.
Nu is Geert Wilders de nieuwe schietschijf geworden, hoewel die oprechte waardering krijgt voor zijn politieke slimheid. Maar over de moed die daaronder ligt hoor je niemand.

Nederland, wees zuinig op uw helden!

Vlinder

Mijn vrouw vond gisteren, ingeklemd tussen 2 houtnerven, een vlinder, vleugels tegen elkaar geplakt. Hij kon dood zijn. 
We werken samen. Ik breng de blokken van buiten en zij stapelt ze op in de buurt van de kachel. De vlinder kwam tevoorschijn van onder de blokken.
Ze pakte hem voorzichtig bij zijn vleugels van carbonpapier en legde hem op de roestvrijstalen voet van een ikealamp, zodat hij tot zichzelf zou kunnen komen.
Een poosje later zat de vlinder in de vitrage.
Dit kan geen vlinder zijn, maar een nachtuil, een mot. Zo probeerde ik de romantiek om zeep te helpen.
Volgens Herman van Veen, Irene van Lippe-Biesterveld of Shirley Maclaine is een vlinder in de winter, een geliefde die vanuit een andere wereld probeert ons iets te zeggen. Ik moet me bij mijn leest houden. Ik ben gezegend of gestraft met een beperkte gevoeligheid voor het zien van dingen die er niet zijn. Ik sta er open voor. Ik hou van bomen, maar ik ga ze niet omhelzen. Hooguit leg ik mijn hand met mededogen tegen de bast als ik omhoog kijk om in te schatten waar hij gaat vallen, voordat ik de motorzaag erin zet.
Maar deze vlinder blijft me intrigeren. Wat wil hij zeggen? Waarom fladdert hij door het huis? Buiten is het rond het vriespunt. Er is niks te eten. Hem vrijlaten is hem doden.

En terwijl Herman, Irene en Shirley zich laven aan een licht dat voor mij verborgen is, strompel ik over mijn terrein onder mijn voeten ongewild pissebedden, torren en andere onderkruipers dodend, bij wijze van spreken, want het ongedierte slaapt nog.
Ik was mijn handen in schuld, dat ben ik aan mijn verstand verplicht. Ook aan mijn gevoel trouwens.

donderdag 1 maart 2012

Een lente

Het dooit. Alles lekt, druppelt en dampt. Mijn winterlaarzen zuigen zich vast aan de grond. Er komt engelenhaar van de kerstboom van begin januari onder de sneeuw tevoorschijn. Modderige lokken. De vogels roeren zich met opportunistisch gezang. De aarde is nog geurloos. De vijver krijgt haar contouren terug. Ze bestond 2 maanden niet. Het resterende ijs geeft een grijsgroenblauwe gloed, als een gifpoel van een lozende fabriek.
De drollen van de honden liggen her en der verspreid. Het leger ongedierte dat dit moet opruimen is nog beurs van de kou. Niet gepredispositioneerd.

Moet men rotten of kiemen? Of allebei?

Overal zoeken beekjes zich een weg door het gras naar lagere gronden.
Het is nat, het kleeft, het is vies, het ruikt naar stront en het ruikt zoet. Twijgen strekken zich onwenning maar gretig uit naar waar ze denken dat het licht vandaan komt als de stok van een blinde die een zebrapad oversteekt. 
Vogelgezang zwelt aan, zonder opportunisme nu, er moeten zaken worden gedaan maar hoe is nog de vraag, de knoppen staan op knappen, het gras vecht zich een weg door de hooilaag heen.

En dan barst de bom.

Gekrijs van de vogels oorverdovend, bloemen spatten open, knoppen scheuren, jong blad wringt zich binnenstebuiten, scheuten schieten naar het licht, insecten vliegen rond alsof ze nooit zijn weggeweest, het nieuwe bos joelt in de tetterende zon, de weide is zo naakt en uitnodigend dat het bijna een belediging is.

Geen geboorte zonder geweld.

Alles is vloeibaar

Mijn vrouw heeft last van haar rug. Ze heeft haar vriendinnen gevraagd welke dokter goed is in ruggen en is naar die man toegegaan. De ruggedokter verwees haar naar een neuroloog. En de neuroloog naar een fysiotherapeut. Van de fysiotherapeut ging ze naar een kraker 100km verderop. De kraker was in 5 minuten klaar. Volgende week terugkomen. Omdat mijn vrouw geen zin had om weer 4 uur in de auto te zitten voor 5 minuten behandeling, wendde ze zich weer tot haar vriendinnen om te kijken of er geen dokter dichterbij zat. Daar was ze al geweest en ze wist niet meer waarom ze daarna naar een ander was gegaan, want hij hielp haar van haar pijn af.

Je auto is stuk. Je vraagt welke garage goed is. Nee, die is goed in motoren, maar hij kan geen versnellingen. Die kan het wel, maar die heeft de eerste 3 maanden geen tijd. Die is heel goed, maar vergeetachtig, je moet niet verbaasd zijn als je wielen onder je auto wegvliegen, omdat hij vergat de schroeven vast te zetten. Die is goed, maar die is onbetrouwbaar qua prijs, het wordt altijd 2 keer zo duur. Die beheerst zijn vak, maar denkt niet zelf na. Hij kijkt alleen naar wat je vraagt, lost dat op, maar als er iets anders rammelt, dan kan hem dat niks schelen. Dat was niet de opdracht.

Biermerken.
Elk half jaar is er een ander merk goed. Er gaan roddels rond over overnames, over verandering van de receptuur. Dit is geen land dat bestaat uit 3 soorten mannen, Grolsch-, Heineken- en Amsteldrinkers, nee hier is niemand merktrouw. Ontrouw is een overlevingsmechanisme. Want iedere producent die een succes is, gaat direct kijken hoe hij meer winst kan maken door de boel te beduvelen. Aanlengen met water, derderangs grondstoffen inkopen etc. -ze merken er toch niks van- en de klanten lopen weg. De producent trekt de haren uit zijn hoofd en bonkt met zijn kop tegen de muur over zoveel lichtzinnigheid. Hij was on-top-of-the-world maar kon de verleiding niet weerstaan zijn klanten te belazeren. It was beyond his control.
Die Ferrari waarover hij droomde toen hij vroeger naar het ranzige plafond staarde, uit zijn slaap gehouden door het gesnurk van zijn grootvader, moest en zou gekocht worden, nu het kon.
Weg met die ranzigheid, ik wil eindelijk kwaliteit.

Voor wodkamerken geldt eenzelfde trendgevoeligheid. Voordat je inslaat pols je altijd je vrienden over wat nu goede wodka is.

Benzinestations.
Je moet daar niet gaan tanken, want ze hebben water bij de benzine gedaan, daarom is de prijs zo goed. Die daar was vroeger ook malafide, maar die is gepakt en sindsdien verkopen ze goed spul. Maar zijn vrouw is vorig jaar overleden, de begrafenis was duur, dus of het nog steeds zo goed is...

In Polen is alles vloeibaar. Je weet nooit welke dokter, reparateur, wodka, benzine, welk bier je moet hebben. Dit kom je te weten door te vragen wat er leeft. En vaak zegt de een iets anders dan de ander. Je wordt op je eigen oordeel teruggeworpen. Misschien is dat wel goed. Het is vermoeiend, maar houdt je wakker.
In Nederland blijken de in beton gegoten pensioenen ook vloeibaarder dan gedacht.
Dus. Geef je lot nooit uit handen.